Feodaliteit - geschiedenis regio Landen

geohistorische tijdingen
stad Landen

DEZE WEBSITE IS IN OPBOUW. GELIEVE BIJGEVOLG ENIG GEDULD UIT TE OEFENEN.

Georges Wemans
Geschiedenis van de Landense regio
Ga naar de inhoud
Middeleeuwen
Bron: https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/e/e4/Treaty_of_Verdun_nl.svg/1024px-Treaty_of_Verdun_nl.svg

De verbrokkeling van het Karolingische Keizerrijk - De Nederlanden behoren in 925 definitief tot het Duitse Rijk

Bij de dood van Lodewijk de Vrome (840) verdween de eenheid van het Frankische rijk. Zijn afstammelingen verdeelden het onder elkaar en zetten gedurende een vijftigtal jaren al hun krachten in voor de hereniging van Francia, maar dan elk in zijn eigen voordeel. Men weet vrij goed welke factoren meespeelden bij de verdelingsverdragen die te Verdun en Meersen werden gesloten. Aan de territoriale regeling waarover de erfgenamen het eens werden, lag de bekommernis ten grondslag elk der rechthebbenden evenveel honores (grafelijke functies en ambten van lekenabt/commanderijabt) om zo nodig uit te delen en fisci, bruikbaar als beneficium (leengoed, geestelijk ambt en daaraan gekoppelde materiële en financiële voordelen...), te waarborgen. Bij deze opvolgingspraktijken telden enkel de koninklijke ambities, terwijl ook de aanspraken van de aristocratie moesten worden ingewilligd. "De bekommernis om bevolkingsgroepen of gebieden met nationale, etnische, linguïstische of kerkelijke banden samen te voegen of verenigd te houden heeft geen enkele rol gespeeld'." (F. L. Ganshof).

In 843 verwierf Lotharius I te Verdun de keizerstitel en een gebied dat overeenstemde met Francia Centralis, dwz. Friesland, de Eizas, Bourgondië, Provence, Italië, Aken en Rome. De grens tussen het deel van Lotharius I (Francia Centralis) en dat van Karel de Kale (Francia Occidentalis) viel samen met de Schelde; het eerste omvatte de landen ten oosten van de stroom, het tweede die ten westen. Lotharius I kreeg eveneens de St.-Vaastabdij van Atrecht, in het stuk van zijn broer, in bezit.

Hoewel Lotharius I de keizerstitel droeg en Aken, waar hij dikwijls verbleef, in zijn deel lag, oefende hij geen enkel gezag uit over Karel de Kale of zijn broer, Lodewijk de Duitser, die hoofdzakelijk de streken aan de rechter Rijnoever kreeg toegewezen (Francia Orientalis). In 855 overleed Lotharius in de abdij van Prüm. Lodewijk II werd keizer en verkreeg Italië, Lotharius II Francia Centralis, met Friesland, de Elzas en een deel van Bourgondië en Karel een deel van Bourgondië en Provence. Bij de dood van Karel in 863 erfde Lotharius II het westelijk deel van Provence (Lyon, Vienne, Uzès), zodat zijn rijk zich nu tot bij de Middellandse Zee uitstrekte; men noemde het Lotharii of Lothariense Regnum en later, in de 10de eeuw, Lotharingia. Lotharius II stierf zonder wettelijke erfgenaam, zodat Karel de Kale en Lodewijk de Duitser op 8 augustus 870 te Meersen een akkoord bereikten over een verdelingslijn die in onze gewesten langs de Maas, de Ourthe en de Moezel liep; ook hier had men voor een gelijk aantal honores en fisci gezorgd.

Bij de dood van Lodewijk de Duitser in 876 poogde Karel de Kale tevergeefs het oosten van wat Lotharingen was geweest te veroveren; hij overleed het jaar daarop. In 878 bevestigden de opvolgers van de twee broers - Lodewijk de Stamelaar in West- Francië, Karloman in Oost-Francië - te 's-Gravenvoeren de status-quo. De toestand veranderde pas in 880. Het verdrag van Ribemont verving dat van Meersen. De zonen van Lodewijk de Stamelaar, Lodewijk III en Karloman, stonden Lotharingen af aan Lodewijk III de Jonge, zoon van Lodewijk de Duitser. In 884 werd Karel de Dikke - laatste zoon van Lodewijk de Duitser, Rooms keizer en koning van Oost-Francië - ook in West-Francië erkend, wat voor een laatste keer de eenheid van het karolingische rijk bijna in zijn geheel herstelde. Dit was van korte duur. In 887 werd Karel de Dikke gedwongen het gezag prijs te geven. In Oost-Francië had Arnulf van Karinthië, onwettige zoon van Karloman, oudste zoon van Lodewijk de Duitser, de macht gegrepen. In West- Francië werd Odo, graaf van Parijs, uit het geslacht der Robertingen in februari 888 door de rijksgroten tot koning gekozen. Van toen af vormden West- en Oost-Francië, thans Frankrijk en Duitsland genoemd, twee afzonderlijke eenheden. Daartussen lag Lotharingen, dat tot in 925 de twistappel ging blijven.

In 895 richtte Arnulf van Karinthië, koning van het Duitse rijk, het op als koninkrijk voor zijn bastaardzoon Zwentibold. Deze laatste vond weinig erkenning bij de rijksgroten die sinds lang hun onafhankelijkheid gewoon waren; hij sneuvelde in 900 in een veldslag aan de oever van de Maas; met hem verdween definitief een zelfstandig Lotharings koninkrijk. De rijksgroten erkenden Lodewijk het Kind als zijn opvolger. Bij zijn dood in 911 - Lodewijk was de laatste Duitse koning uit het Karolingische Huis - erkenden de rijksgroten de Karoling Karel de Eenvoudige, die over Frankrijk heerste, als koning van Lotharingen. Hij werd verslagen en gevangen genomen door de opstandige groten in 923.

Tot 925 heerste anarchie. Toen liet Hendrik 1 de Vogelaar zijn gezag gelden: Lotharingen hield als koninkrijk op te bestaan en maakte voortaan deel uit van Duitsland. Het jaartal 925 is een van de beslissendste uit de geschiedenis der Nederlanden. Het betekende het einde van het heen en weer geslinger van Lotharingen tussen Frankrijk en Duitsland. "Voortaan strekte het Regnum Teutonicum zich tot Valencijn en Kamerijk uit" (H. Pirenne). Sindsdien behoorden de Nederlanden (behalve het graafschap Vlaanderen) officieel tot het Duitse Rijk. Deze toestand heeft voor het noorden geduurd tot de Vrede van Münster in 1648, voor het zuiden zelfs tot het Verdrag van Campo Formio in 1797.


De Haspen-gouw of pagus Hasbaniensis

Haspengouw (Latijn: Hasbania of Pagus Hasbaniensis; Frans: Hesbaye) was een gouw in het koninkrijk Midden-Francië. Hij omvatte voornamelijk de nog bestaande streek Haspengouw. Het was een vanouds dichtbewoond en vruchtbaar gebied, met tal van kerkelijke en koninklijke bezittingen tussen Dijle, Demer en Maas, en met de bisschoppelijke steden Tongeren, Maastricht en Luik. De abdij van Sint-Truiden, in de 7e eeuw gesticht, vormde er een belangrijk centrum en was tot 1227 in het bezit van de bisschop van Metz.
Het rijk was onderverdeeld dus in pagi of gouwen, die op hun beurt correspondeerden met of onderverdeeld waren in comitatus of graafschappen. De pagus stemde overeen met een geografische eenheid en zou oorspronkelijk een nederzettings- of ontginningsgebied zijn geweest waarin onder de bevolking een zeker identiteitsgevoel bestond.
Ten tijde van het verdrag van Meerssen (870) liggen er in de Haspengouw een viertal graafschappen. Volgens Léon Vanderkindere [1] en Jean Baerten [2] moet het gaan om de volgende entiteiten:
  • In het westen: het graafschap Leuven. Gelegen tussen de graafschappen Brussel en Aarschot.
  • In het midden: het graafschap Avernas. Het valt later uiteen in twee graafschappen: Tienen, Geldenaken en Hannuit vormen Bruningerode (vermeld in 987), terwijl Sint-Truiden en Landen (?) in Duras (vermeld in 1024) liggen.
  • In het noordoosten: Loons-Haspengouw, d.i. het gedeelte van Haspengouw dat aan de oorsprong van het graafschap Loon ligt. Het omvat Borgloon, Tongeren en Bilzen.
  • In het zuidoosten: Haspinga oftewel Luiks-Haspengouw. Een strook waarin Borgworm (Waremme), Elch (Othée) en Lieze (Lixhe) liggen. Wordt begin 11e eeuw bij het nieuwe prinsbisdom Luik gevoegd.
Deze indeling moet met voorzichtigheid benaderd worden. Ze werd ontwikkeld op basis van 10e-eeuwse graafschappen, vanuit de veronderstelling dat de vier graafschappen bleven voortbestaan. 21e-eeuwse historici benadrukken echter dat zulke verbanden niet noodzakelijk bestaan hebben. [3]
In het westelijk deel, het kleine graafschap Duras (vroeger Avernas), zouden sommige territoria later Brabants worden. Zoutleeuw was pas zeker Brabants in 1135 en Landen was in de 12e eeuw nog Luiks. Het gebied van Avernas en de heerlijkheden Trognée en Bertrée zouden ook pas aan het einde van 12e of het begin van 13e eeuw bij Brabant worden ingelijfd. [4]

Geraadpleegde werken:
  1. Vanderkindere L. (1902). La formation territoriale des principautés belges au Moyen Âge, 2. Brussel: Lamertin (p. 128-131 en 140).
  2. Baerten J. (1969). Het graafschap Loon (11e-14e eeuw): Ontstaan politieke instellingen – in Maaslandse monografieën, 9. Assen: Van Gorcum (p. 4-5).
  3. nl.wikipedia.org/wiki/Haspengouw_(gouw)
  4. Bijsterveld A-J & Guilardian D. (2004). De vorming van het hertogdom (843-1106). in: Geschiedenis van Brabant. Leuven, p. 50.
  5. Geschiedkundige Kring kanunnik Daris Borgloon (www.daris.be)
Terug naar de inhoud